Eenden
Overal in ons land zijn wilde eenden: in de polders, om en nabij grote wateren, in de stadsparken. De "volle bout virtuoos vlieger, is de enige nog bejaagbare waterwildsoort in Nederland. Het is daarom misschien wel onze belangrijkste wildsoort voor de jacht.
Overal in ons land zijn wilde eenden: in de polders, om en nabij grote wateren, in de stadsparken. De "volle bout virtuoos vlieger, is de enige nog bejaagbare waterwildsoort in Nederland. Het is daarom misschien wel onze belangrijkste wildsoort voor de jacht.
De wilde eend hoort tot de Anatidae (eendachtige) en Anatini (zwem- en grondeleenden). De in Nederland voorkomende soort kent twee ondersoorten.
De wilde eend is in Nederland zeer talrijk. Het aantal Nederlandse broedvogels is 200.000 – 400.000 paar, het aantal eenden aan liet begin van het jachtseizoen wordt geschat op 1, 5 miljoen. Het winterbestand wordt aangevuld met "oostvogels” uit Noordwest-Rusland, Scandinavië, Noord-Duitsland en Noord-Polen. De standeenden verplaatsen zich alleen over korte afstanden. De midwinterpopulatie in Europa is rond de 5 miljoen. De overwinteringgebieden liggen vooral in West-, Zuid- en MIDDEN-EUROPA. Vanaf half juli zwerven ook Nederlandse vogels alle kanten uit, vaak echter in de richtingen NNW en NO.
Beschrijving:
Woerd en eendje zijn verschillend gekleurd. Het eendje valt met haar onopvallend bruine kleur tijdens het broeden nauwelijks op. De woerd draagt in het voortplantingsseizoen een prachtkleed.
De groene kleur van de nek wordt veroorzaakt door lichtbreking via de bijzondere veerstructuur. Eenden hebben een grote stuitklier met vet dat zij aanbrengen op hun verenkleed. Twee maal per jaar zijn ze in de rui. De slagpennen worden echter slechts één maal per jaar – alle tegelijk, in de nazomer verwisseld. De vogels kunnen dan korte tijd niet vliegen en houden zich schuil in rustige, waterrijke gebieden met veel begroeiing. Hierna draagt de woerd het eclipskleed en lijkt het tot de herfst op het eendje.
De geluiden, die eenden maken, zijn gekoppeld aan bepaalde lichaamshoudingen. Strottenhoofd – en dus stem van woerd en eendje verschillen. De eenlettergrepige loken waarschuwingsroep, een zacht "rèèb”, is bij beide geslachten gelijk. Als deze roep wordt herhaald, is het dier van plan te vertrekken. Het tweelettergrepige "rèèb?rèèb”, met nadruk op de tweede lettergreep, dient om onderling contact te houden. Het eendje wijst de woerd af met herhaalde gak-geluiden. De zeslettergrepige roep van het eendje "kwègègègègègeg” wordt opgewekt door het vliegbeeld van soortgenoten. Bij de balts wordt een reeks nog andere geluiden en bewegingen gemaakt.
Biotoop:
Vooral waterrijke gebieden met voldoende dekking daar omheen. ‘s Winters in het hele land, met concentraties rond grote wateren.
Voortbeweging:
Door de ver naar achteren geplaatste poten moet bij iedere stap het zwaartepunt over het steunbeen worden gebracht. Dit verklaart de waggelende gang.
Voedsel:
De rand van de snavel is bezet met hoornlamellen; aan de puilt zit een harde nagel. Meestal foerageert de eend daarmee in het water door te "grondelen”. ook eten eenden op het land. Als eenden grondelen zuigen zij met hun vlezige, gevoelige tong water op door de snavelspits en slaan dit met gesloten snavel via de randen weer naar buiten. Hierdoor ontstaat het bekende snaterende/slobberende geluid. Voedseldeeltjes worden door de snavelrand (met 27 zenuwknoppen per vierkante mm) herkend. Het voedsel is voornamelijk plantaardig. Zwemeenden foerageren vooral ‘s nachts. Voedselvluchten vinden plaats over 10 km en meer.
Paarvorming:
De paarvorming begint in het najaar met een hoogtepunt in februari/maart. De balts van de wilde eend valt uiteen in twee onderling gescheiden delen: het gezelschapsspel en de gerichte balts. Het gezelschapsspel heeft tot doel zoveel mogelijk soortgenoten te lokken en daardoor paarvorming mogelijk te maken. De eigenlijke balts versterkt de onderlinge band tussen de partners, stemt hen op elkaar af en voert uiteindelijk naar de paring.Nest met eieren
Voortplanting:
Tijdens de balts komt velerlei conflictgedrag voor, zoals poetsen naar de blauwe vleugelspiegel. Een andere bekende handeling is liet "pompen” met de nek. Als enkele woerden een luid kwakend eendje achtervolgen, hebben we te maken met een "verkrachtingspoging”. De aanranders zijn de achtervolgende woerden – die na een tijdje onverrichterzake weer naar hun eigen partner terugkeren ? en de eega van het bedreigde eendje.
Het nest:
Wilde eenden nestelen in uiteenlopende habitats, doorgaans bij of op korte afstand van het water. Het aanbod van open water en de randlengte van oevers in verhouding tot de gebiedsoppervlakte bepalen de dichtheid in hoge mateeen kuiltje, ligt meestal op de grond en soms in een boomholte. Bij de eendjes ontstaan tussen de donsveren van de buik lange veren. Voor het legsel compleet is, trekt ze deze uit en gebruikt ze om het nest mee te omzomen en af te dekken. Er zijn tien tot twaalf eieren die na 28 dagen broeden uitkomen. Sinds de oudheid wordt de wilde eend gedomesticeerd. Door bastaardsering met vele tamme eendenrassen vliegen er allerlei kruisingen rond. Eendje en pullen
De pullen hebben eiwitrijk voedsel nodig, in de vorm van insecten en allerlei kleine diertjes, zoals muggen en waterslakjes. Hierdoor moeten ze concurreren met de aanwezige vissen. In een koud voorjaar zijn er weinig insecten, waardoor de pullen weinig overlevingskans hebben. Pullen van het eerste legsel verschijnen, begeleid door hun moeder, vanaf half maart. Bij koude omstandigheden in die periode gaan voedselgebrek. Tot ver in de zomer kunnen vervolglegsels worden geproduceerd. De pullen zijn zeer schuw; ze zijn na negen tot elf maanden geslachtsrijp. Een wilde eend kan we! vijftien jaar oud worden. Dit jaar is er vanwege het koude voorjaar waarschijnlijk weinig tot niets van het eerste legsel overgebleven. Dat betekent dat er bij de opening van de eendenjacht nog veel jonge eenden van vervolglegsels in de sloten aanwezig zullen zijn. Het is verstandig daar rekening mee te houden.
Dagritme:
Veel eenden verlaten tegen de avond of ochtend het water en vliegen voor hun maaltijd naar het boerenland. Op het land foerageren ze vooral ‘s nachts (avondtrek) en ‘s ochtends vroeg (ochtendtrek). Voedsel vluchten vinden plaats over afstanden van tien kilometer en meer. Na het foerageren keren de eenden huiswaarts en gaan slapen, ‘s Middags nemen ze een uitgebreid bad en er wordt druk gepoetst. Boven hun staart hebben ze een vetklier; daarmee smeren ze dagelijks met hun snavel de veren in om het verenpak waterdicht te houden.
Vijanden en bedreigingen:
Slootwaterpeilverlaging.
Het verdwijnen van oeverbegroeiing en waterplanten. Kraaiachtigen en andere nestschenners. Eendenpullen hebben te lijden onder reigers, ratten, snoeken, koud en nat weer en tekort aan eiwitrijk voedsel. Ook het autoverkeer (vooral in het voorjaar) en strenge winters maken veel slachtoffers onder de wilde eenden. In de zomer, wanneer het voor een lange tijd, droog en warm weer is, kan botulisme ook een groot gevaar zijn voor de eendenstand.
Biotoop en veldverzorging:
Veel eenden uit een verstedelijkte omgeving trekken in de broedperiode het platteland en zoeken daar de kleine slootjes op om in een rietpol, oude knotwilg of opgehangen eendenkorf hun nest te maken. Biotoopverbetering voor eenden zit hem in de eerste plaats in het aanbieden van broedgelegenheid en dat geldt niet alleen voor de stadseenden. De aanleg van kleine waterpartijen in de vorm van poelen en sloten levert dankbare logés op. Wie grond heeft of kan pachten in een rustig gebied nabij veel water, kan een grotere "eendenput” (laten) aanleggen met daar omheen een moerasachtige biotoop met veel riet, pollen en andere dekking en nestgelegenheid. De eenden zullen er dankbaar gebruik van maken.
Bejaging en de Flora-en Faunawet:
De jacht wordt niet geopend in gebieden die vallen onder de bescherming van de Natuurbeschermingswet of die zijn aangewezen als Vogelrichtlijngebied of Wetland. Op grond van artikel 65 Flora- en faunawet kan de provincie vrijstelling verlenen van het verbod op het opzette- lijk verontrusten van wilde eenden ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen. Ook kan de provincie om dezelfde reden een ontheffing op grond van artikel 68 van de wet verlenen voor het doden van wilde eenden buiten het jachtseizoen. Van jachthouders wordt echter verwacht dat ze in eerste instantie de stand in een groter gebied met reguliere bejaging op een acceptabel niveau houden ten einde schade te voorkomen en te beperken.
Opening jacht: Onder de Flora- en faunawet mag de wilde eend worden bejaagd van 15 augustus tot en met 31 januari. In gevallen van eendenschade op gelegerd graan kan eerder in het seizoen een ontheffing worden verleend.
Hutjacht:
Zeer Hollands is de eendenjacht vanuit een in het riet verscholen hut, met zowel plastic als houten lokeenden, maar ook met een levende lokstal. De kunstlokkers, 15 tot 20 in getal, moeten "ontvangend” in het water voor de hut worden gelegd en wel op een manier die de eenden uitnodigt om er middels een glijvlucht tussenin te vallen. De lokkers moeten er zo natuurgetrouw mogelijk uitzien en mogen geen lange nekken” hebben, want eenden met lange nekken bespeuren onraad en daar zullen de overvliegende vogels niet bij willen vallen.
Tussen de kunststof lokkers kan men enkele levende lokkers leggen, bijvoorbeeld enkele eendjes en een woerd. Dit zijn handtamme jachtmaatjes, die door hun eigenaren dagelijks worden vertroeteld en "toegesproken”, zodat zij de "baas” herkennen. Om hun poot zit een speciaal gebreid "schoentje” van een stuk nylonkous. Daaraan zitten een wartel, een stuk touw en een gewicht om ervoor te zorgen dat de lokker niet wegzwemt. Als er een vlucht eenden overkomt, zullen de lokkers gaan kwaken, waardoor de wilde vogels interesse tonen, met grote cirkels dichterbij komen en uiteindelijk zullen invallen. Nog effectiever is het om de eendjes bij de plastic lokkers te leggen en de woerd in de hut te houden. Als er nu wilde eenden overkomen, gooit de jager de woerd op, die dan luid kwakend bij "zijn” eendjes zal neerstrijken, hierbij de wilde vogels in zijn "kielzog” meenemend.
Valjacht:
Verzorging geschoten wild: Als het warm is, moet u de geschoten eenden in het veld onmiddellijk van hun darmen ontdoen. Dat kan met een speciaal instrumentje, liet darmhaakje, of maak een dwarse snede boven de anale opening, waardoor met één greep de darmen uit de eend kunnen worden getrokken. Hang ze tijdens de jacht zo mogelijk in de schaduw en in de wind.
Het hondenwerk:
Zelfstandige apporteur: Op de eendenjacht heeft men behoefte aan een goede, zelfstandige apporteur met veel doorzettingsvermogen. Elk ras dat apporteert kan dit doen, maar vooral in zware omstandigheden (strenge kou en winter) gaat de voorkeur uit naar stevig gebouwde honden met een goede, waterafstotende vacht. Dat zijn of retrievers of continentale staande honden met een Dikke jas”.
De meeste waterwildjagers geven de voorkeur aan een hond met een goede schutkleur. Een hond met een opvallende kleur (wit) zal bij de jager in de hut moeten zitten of op een andere manier gecamoufleerd moeten worden.
Wie als picker-up meegaat op eendenjacht doet er goed aan op enige afstand van de geweren, buiten het schootsveld, een plek te zoeken van waaruit hij de jacht goed kan volgen en waar de hond ook kan meekijken.
Schade:
In juli en augustus wordt in schadegevallen gejaagd op percelen erwten, tarwe en gerst. Erwten vormen een laagstaand gewas, waarin de hond geschoten wild gemakkelijk kan markeren. Dat ligt anders bij tarwe en gerst. Daar is het handig om de hond mee te nemen naar de valplaats en onder de wind in te zetten. Instrueer de jagers, dat ze de eenden zó schieten dat ze niet in het gewas vallen. Houd altijd de lucht in de gaten en ga spontaan door de knieën als zich een nieuwe vlucht eenden aandient. De jagers verwachten tijdens de eendenjacht van pickers-up dat zij met zo weinig mogelijk omhaal de geschoten vogels binnenbrengen. Laat dus de hond het werk doen en beperk het dirigeren tot een minimum.
Controleer de hond altijd op achtergebleven aren in de vacht, zeker als in gerst werd nagezocht. Vergeet daarbij de oren niet.
Om een aangeschoten eend snel te kunnen doden, is het gebruik van een game-dispatcher cq wildtang aan te raden.
( Te verkrijgen bij www.euregio-gundogs.com)
Aanbevolen wapens en munitie:
Alleen met hagel: De wilde eend mag alleen met het hagelgeweer worden bejaagd. Sommige, onder waterwildjagers populaire, pompgeweren of semi-automatische geweren, waar normaliter meer dan twee patronen in kunnen, moeten in de toekomst volgens het jachtbesluit van de nieuwe Flora- en Faunawet zodanig worden aangepast, dat het magazijn van deze wapens niet meer dan twee patronen kan bevatten.
De volle eend is een sterke vogel, voorzien van een stevig verenpak. Gebruik daarom een kaliber 12, met een boring van half/full choke. Maakt u gebruik van staal- of tungstenpatronen, ga dan niet nauwer dan half choke. Genoemde metaalsoorten schieten "van zichzelf’ al zeer nauw. Hagel met een doorsnee van 2,75 mm (Duitse 6) en later in het seizoen, wanneer het verenpak nog dikker is, 3mm (Duitse 5) hebben de doorslag die men op de eendenjacht nodig heeft.
Aanbevolen kleding:
Slecht weer:
Vaak is het zo: hoe slechter het weer, en hoe harder de wind, hoe mooier de eenden vliegen. Zie onder het kledinghoofdstuk bij Het Haas hoe u zich in dit geval het beste in de "vellen” kunt steken. De eendenjager zal ook lieslaarzen of liever nog een waadbroek niet kunnen ontberen. Hiermee kan men in ondiep water waden om de lokkers uit te leggen en weer op te halen, op post in sloten gaan staan en zelfs door sloten en andere watertjes heen waden, zonder over hekken en dammen te hoeven klimmen. Handschoenen van neopreen (duikpakkenstof) en een goede waterdichte plus warme pet met een lange klep en oorflappen maken de garderobe van de eendenjager compleet.